BRUTUS. Into what dangers would you lead me, Cassius, CASSIUS. Therefore, good Brutus, be prepar'd to hear: That of yourself, which you yet know not of. To every new protester; 2) if you know That I do fawn on men, and hug them hard, And after scandal them; or if you know That I profess myself, 3) in banqueting, To all the rout, then hold me dangerous. [Flourish and shout. BRUTUS. What means this shouting? I do fear, the people 1) d. i. met bescheiden maat, zonder de minste overdrijving. 2) Protester is hier iemand, die een plechtige verzekering doet van zijn liefde. Maar wat heet het nu, to stale his love aan zulk een met gewone eeden? De beteekenis van to stale was hier velen niet zeer duidelijk. Johnson dacht aan het substantief stale, lokaas, en verklaarde daarom het werkwoord zoo: „to invite every new protester to my affection by the stale or allurement of customary oaths." Hoe iemand met die verklaring vrede kan hebben, is mij een raadsel. To stale heeft hier den gewonen zin van to make stale, familiar, common, iets door het telkens te gebruiken afslijten, gemeen maken. De plaats beteekent dus : indien ik gewoon was mijn liefde met alledaagsche eeden aan ieder gemeen te maken, die mij van zijn vriendschap verzekering geliefde te doen. Dyce heeft dit alles uitmuntend in het licht gesteld. 3) d. i. dat ik mij als vriend erken. Ook to profess alleen, als onzijdig werkwoord, komt in dien zin voor. CASSIUS. Ay, do you fear it? Then, must I think you would not have it so. BRUTUS. I would not, Cassius; yet I love him well. For, let the gods so speed me, as I love CASSIUS. - I know that virtue to be in you, Brutus, In awe of such a thing as I myself. I was born free as Cæsar, so were you: And bade him follow: so, indeed, he did. With lusty sinews, throwing it aside, And stemming it, with hearts of controversy; 1) 1) d. i. met harten die lust hadden in den strijd, in den tegenstand tegen het geweld der golven. But ere we could arrive 1) the point propos'd, Did from the flames of Troy upon his shoulder Is now become a god; and Cassius is A wretched creature, and must bend his body, He had a fever when he was in Spain, And when the fit was on him, I did mark Ay, and that tongue of his, that bade the Romans BRUTUS. [Shout. Flourish. Another general shout! I do believe, that these applauses are For some new honours that are heap'd on Cæsar. CASSIUS. Why, man, he doth bestride the narrow world, 1) To arrive komt als bedrijvend werkwoord meer voor. 2) d. i. zijn laffe, als die van een lafaard bevende lippen vloden van haar kleur. De bevende lippen, aan die van den lafaard gelijk, zijn hier zelf als lafaards voorgesteld, die van de kleur vlieden, terwijl wij zouden zeggen, dat de kleur van de lippen vliedt. Men zou hier ook, met de uitgevers van Warburton af, aan een woordspeling kunnen denken van colour, kleur, en colours (in dien zin alleen in het meervoud gebruikt), vaan. Volstrekt noodig is dit echter niet. Like a Colossus; and we petty men Walk under his huge legs, and peep about Men at some time are masters of their fates: But in ourselves, that we are underlings. Brutus, and Cæsar: what should be in that Cæsar? O! you and I have heard our fathers say, As easily as a king. BRUTUS. That you do love me, I am nothing jealous; 1) To sound is hier, en twee regels verder, laten weerklinken. 2) De woordspeling tusschen Rome en room zal wel door de meesten worden opgemerkt. I will consider; what you have to say, I will with patience hear, and find a time Than to repute himself a son of Rome 1) CASSIUS. I am glad, that my weak words Have struck but thus much show of fire from Brutus. BRUTUS. The games are done, and Cæsar is returnung. Re-enter CESAR and his train. CASSIUS. As they pass by, pluck Casca by the sleeve; BRUTUS. I will do so. But, look you, Cassius; The angry spot doth glow on Cæsars' brow, 3) Looks with such ferret and such fiery eyes, 4) Being cross'd in conference by some senator. 1) Brutus denkt bij deze woorden zeker aan een vrijwillige ballingschap. Aan een verzet tegen de oorzaak van al het kwaad, dat hij vreest, heeft hij nu nog niet gedacht. Lijden en berusten is de leer zijner wijsbegeerte, waaraan hij nog trouw blijft. 2) d. i. op zijn knorrige manier. 3) De vlek van toorn gloeit op Caesar's gelaat, d. i. Caesar ziet rood van toorn. 4) Ferret eyes zijn: fonkelende oogen als die van een fret. |